In november verscheen De Vergeten Republiek. Zutphen en de Nieuwe Wereld in de zeventiende eeuw. Willem Frijhoff vertelt hoe in de zeventiende eeuw vanuit Zutphen handel én slavenhandel werd bedreven. Hij corrigeert het beperkte historische perspectief van de Nederlandse geschiedschrijving dat zich vooral concentreert op de steden in het Westen. Hij laat zien hoe adellijke en burgerlijke families in het hertogdom Gelre een rol speelden in het netwerk van relaties met de Nieuwe Wereld. Het verschijnen van dit belangwekkende boek was voor de redactie van de Nieuwsbrief Gelre aanleiding een paar vragen voor te leggen aan Willem Frijhoff.
Je hebt al meer dan voldoende laten zien mooie en relevante boeken te kunnen schrijven. Hoe sterk is de motivatie om daar nog een boek aan toe te voegen?
´Publicaties plan ik bijna nooit, met uitzondering van werk dat ik in het kader van collectief onderzoek verricht. Ze ontstaan bij mij als vanzelf, zo gauw ik het idee heb dat ik greep krijg op een persoon of thema die of dat mij boeit en waar ik me om die, vaak heel persoonlijke, reden al lang mee bezig heb gehouden. Dat geldt ook voor De vergeten Republiek. In zekere zin is dat het sluitstuk van mijn decennialange onderzoek naar Zutphen en de Graafschap, waar ik mij als geboren en getogen Zutphenees eigenlijk al mijn hele leven mee bezig houd. Maar beslist niet exclusief. Die fascinatie gold ook voor mijn andere grote studie, Wegen van Evert Willemsz (1995), dat als onderzoeksproject begon vanuit de toevalsvondst van een pamflettekst die me fascineerde vanwege de interactie tussen de betrokken personen in de context van de vroege zeventiende eeuw. Door zijn focus op microgebeurtenissen was dat in zekere zin het tegendeel van De vergeten Republiek. Die jonge gereformeerde, geëxalteerde wees vormde ook in bijna alles het complement van mijn eigen wereld.´
Je boek is een historische studie, maar het past maar al te goed in deze tijd: het corrigeert de geschiedschrijving van de ‘Gouden Eeuw’ en het besteedt aandacht aan kolonialisme en slavenhandel. Hoe belangrijk is het voor je om zo’n actueel thema aan te pakken?
´Elk boek is een spiegel van zijn tijd. De vragen, de context, de antwoorden, dat zijn allemaal elementen die zin krijgen in de confrontatie tussen lezer en tekst. Lezers komen daarbij met hun eigen erfenis, en begrijpen de tekst dus elk op hun eigen manier. Dat kan niet anders, al zij er natuurlijk wel gradaties. Maar het is de basis van de mogelijkheid om elke tekst telkens weer te herlezen en anders te begrijpen. De vergeten Republiek (2021) is ontstaan vanuit de verwondering waarover ik zojuist sprak, niet vanuit een voorafgaande ideologische vraagstelling zoals veel actueel onderzoek naar slavernij en kolonialisme, vaak gedreven door ideeën over hoe geschiedenis in elkaar moet zitten. Mede daardoor krijgt dat een sterk tijdgebonden inslag en wordt het afhankelijk van de vraagstellingen, oordelen en vooroordelen van het heden. Die geven er in eerste instantie een herkenbare kleur aan maar maken het tegelijk per definitie discutabel.´
Deze studie zou je kunnen typeren als regionale geschiedenis in de beste zin van het woord. Is het toeval dat je nu, na zoveel jaar, terugkeert naar Zutphen en zo’n ‘regionaal’ onderwerp oppakt?
´Voor mij is het geen ‘regionaal’ thema uit de ‘kleine geschiedenis’, maar een manier om greep te krijgen op de grotere geschiedenis. Ik ben al sinds mijn jonge jaren gefascineerd door de geschiedenis van mijn stad en regio van herkomst, waarmee ik me naar buiten identificeer, soms tot legitieme hilariteit van vrienden en collega’s. Het is gewoon een mooie stad met een spannende geschiedenis waarvan dit boek enkele flarden laat zien. Een aantal van mijn publicaties gaan daar ook over en er ligt nog wat ongepubliceerd onderzoek. Dat hoeft ook niet allemaal te worden gedrukt. Een publicatie is voor mijzelf toch in de eerste plaats een manier om mij te positioneren in het complexe landschap van de Nederlandse (en internationale) geschiedschrijving. Mijn boek laat zien dat de kleine landstad Zutphen daarin wel degelijk een eigen rol speelde.´
Blijft het plezier in het schrijven even groot als vroeger? En kun je je voorstellen dat je er genoeg van gaat krijgen?
´Is dat plezier steeds gekoppeld aan mijn thematiek? En is mijn thematiek regionaal? Ik denk dat het een zaak is van openheid voor de mogelijkheden die de historische bronnen mij bieden vanuit mijn vertrouwdheid met de historische ontwikkelingen waarin ikzelf deel. En dan maak ik geen onderscheid naar plaats of periode. Bij de thematiek van De vergeten Republiek voel ik me vanuit mijn verleden persoonlijk betrokken. Maar een echte historicus is, denk ik, een mogelijke deelgenoot van alle perioden. Als hij/zij maar met verstand en kennis van zaken kiest.
Een tiental jaren geleden ben ik begonnen aan een grote studie naar een complex onderling verwante families uit Den Bosch en Amsterdam, de geslachten Eelkens en Buyck die katholiek zijn gebleven en waarvan de Eelkens zich rond 1600 in Rouaan hebben gevestigd. In dat onderzoek komen veel van mijn geliefde thema’s bij elkaar: familie- en religieverhoudingen, publicaties, buitenlandse contacten, reizen overzee. Ik zou dat boek graag willen schrijven. Het onderzoek is klaar, maar schrijven kost tijd en energie.
Ik ga – deo volente – dus niet genoeg krijgen van het schrijven, want het is mijn manier van communiceren met de reële en virtuele gemeenschap om mij heen, waarvan ik me integraal deel voel uitmaken en die mij voedt met de impulsen en reacties waaruit ik mijn zelfverwerkelijking in de samenleving put. En dan wil ik, op suggestie van mijn dochter, graag nog iets van memoires over mijn wetenschappelijke wordingsgang schrijven waarin ik ook recht doe aan al diegenen die mij in Nederland, Frankrijk en elders hebben gevormd.´