Op zaterdag 20 juli 2024 werd in de Waalse Kerk in Arnhem een afscheidsdienst rond ‘Woord en gebed’ gehouden ter herdenking van mr. Jaap Drost die op 13 juli in zijn woonplaats Arnhem was overleden. De dienst in de Waalse kerk, die de overledene zo dierbaar was, werd geleid door ds H. Spoelstra, het orgel werd bespeeld door W. Roelfsema en rondom de door kaarslicht geflankeerde kist luisterden de aanwezigen naar de persoonlijke woorden die werden gesproken.
Jaap Drost studeerde rechten aan de Universiteit Utrecht, met als afstudeerrichting Oud Vaderlands Recht. Na het behalen van de meestertitel vertrok hij in 1977 naar Nijmegen om wetenschappelijk assistent te worden bij het Gerard Noodt Instituut, het rechtshistorisch onderzoeksinstituut van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. Aanvankelijk had Drost zich afgevraagd of hij, als lidmaat van de Waalse – en dus protestantse – kerk, wel aangenomen én geaccepteerd zou worden aan de Katholieke Universiteit. Een kort gesprek met decaan Wim van der Grinten gaf de gewenste zekerheid. Gelukkig, mogen we wel zeggen, want in Nijmegen kreeg hij de kans om aan de Gelderse plakkatenlijst 1740-1815 te werken, een overzicht van de wetgeving van de Gelderse Staten dat een belangrijk aanvulling bood op het bekende achttiende-eeuwse Groot Gelders Plakkaat-boeck, waarvan het laatste deel tot 1740 loopt. Ruim drie jaar lang werkte Drost, onder begeleiding van hoogleraar Nederlandse Rechtsgeschiedenis Olav Moorman van Kappen, rijksarchivaris in Gelderland Gerrit Mentink en provinciaal archiefinspecteur Coen Schimmelpenninck van der Oije, aan de beschrijving in regestvorm van de vele honderden plakkaten, resoluties en reglementen van de Gelderse Staten, die uiteindelijk in 1982 in boekvorm gebundeld werden, waarbij Drost en passant in de inleiding blijk gaf van zijn gedegen inzicht in het vroegmoderne Gelderse staatsbestel. Het grote belang voor onderzoekers van deze ‘nadere toegang’ op de over vele plaatsen verspreide achttiende-eeuwse Gelderse wetgeving moge duidelijk zijn.
Hiermee was de uit een Overijsselse familie afkomstige Drost – achteraf gezien definitief – in ‘Gelders’ vaarwater terecht gekomen. Met zijn in Nijmegen opgebouwde kennis én zijn ervaring met het toegankelijk maken van vroegmoderne bronnen lag het voor de hand dat hij zijn carrière zou vervolgen bij het Gelderse Rijksarchief. Een kans deed zich voor toen eind jaren tachtig daar het idee ontstond om de Landdagsrecessen, de besluiten van de Staten van Gelre, uit de periode van de Republiek (1581-1795) nader toegankelijk te gaan maken. Na een aanloopperiode, waarin Drost ook nog indices vervaardigde op de inventaris van de Bataafs-Franse archieven, rolde in 1997 het eerste deel van de Gelderse Landdagsrecessen. Handelingen en resoluties van de Staten van Gelre en Zutphen, 1711-1720 van de drukpers. Er zouden de komende zeven jaar nog zes delen volgen, waarin Drost met de hem kenmerkende acribie per decennium alle besluiten van de Gelderse Staten in regestvorm voor een groot publiek beschikbaar maakte. De regestenlijsten gingen uiteraard vergezeld van archiefverwijzingen, zodat de gebruiker gemakkelijk de juiste bron kan raadplegen, namenlijsten, uitgebreide indices etc. In alles was Drosts arbeid dienstbaar aan de onderzoeker: geen al te uitgebreide regesten of inleidingen, alles bondig en duidelijk genoeg om de historicus de weg te wijzen in de gecompliceerde archieven. Want gecompliceerd wás het Gelders staatsbestel in die tijd, evenals de archieven die zijn overgeleverd. Drost moest navigeren in verschillende series Landdagsrecessen (een voor elk kwartier, en exemplaren voor het Hof van Gelre en de Rekenkamer), en allerhande bijbehorende stukken en weet in zijn toegangen de lezer altijd de goede weg te wijzen. Inmiddels zijn de Landdagsrecessen ook digitaal te raadplegen, een prachtige bron met heel veel informatie op alle terreinen van de Gelderse achttiende-eeuwse politiek en maatschappij, waarmee Jaap Drost vele onderzoekers een zeer nuttige helpende hand heeft geboden.
In zijn werk toonde Drost zich ook een praktisch mens. Toen hem eens gevraagd werd waarom hij in de achttiende eeuw begonnen was en niet – zoals je zou verwachten – aan het begin van de periode van de Republiek, was hij duidelijk: het was een pragmatische keuze. Niet alleen wist hij het meest van de achttiende-eeuwse Gelderse verhoudingen en was het schrift in die tijd een stuk leesbaarder dan dat van eind zestiende eeuw, maar in de laatste eeuw van de Republiek was het Gelderse staatsbestel ook duidelijk uitgekristalliseerd en waren de reeksen Landdagsrecessen compleet. Dit in tegenstelling tot laatste twee decennia van de zestiende eeuw, waar de archivaris (en de onderzoeker) zich een weg moet banen door allerhande verspreide archieven om het plaatje een beetje compleet te krijgen. Maar Drost wilde ‘meters maken’, geregeld afgeronde resultaten van zijn noeste arbeid met de buitenwereld delen. Al was het maar om het bestaansrecht van ‘zijn’ Landdagenproject aan te tonen.

Foto: Gelders Archief.
Uiteindelijk was het hem niet gegeven om door te gaan tot het einde van het ancien régime; zijn laatste, in 2004 verschenen toegang eindigt in het jaar 1780. Drost ging rustiger aan doen en zijn afnemende gezichtsvermogen maakte het werk met de bronnen gaandeweg lastiger. Zijn afscheid in 2005 was er een in stijl. Een symposium over Landdagsrecessen, uiteraard in ‘zijn’ Waalse kerk, waar Drost als een welverdiend eerbetoon voor zijn inspanningen op het gebied van de Gelderse archieven en het wetenschappelijk onderzoek daarin de Martens van Sevenhovenprijs ontving. Hij was sinds de instelling van die prijs in 1989 de achtste laureaat die deze penning en prijs kreeg uitgereikt en daarmee de derde vanwege werkzaamheden op het gebied van de Gelderse archieven.
Ook de Vereniging Gelre, waarvan hij decennialang trouw lid was, heeft mogen profiteren van de werkkracht van mr. Drost. Hij stelde de Beredeneerde index Bijdragen en Mededelingen Gelre, vervolg 1938-1987 samen, waarvan het eerste exemplaar op 18 januari 1992 werd uitgereikt aan de toenmalige Gelderse gedeputeerde voor cultuur, mevrouw drs. M.J. Louppen-Laurant, bij de honderdste Gelre-vergadering, in Musis in Arnhem. Een naslagwerk dat nog altijd zijn diensten bewijst.
Jaap Drost was een bijzonder mens, een echte heer zoals oud-collega Pieter van Wissing hem eens typeerde. Op het eerste gezicht wat afstandelijk met zijn hoffelijke omgangsvormen – zelfs decennia jongere collega’s sprak hij consequent aan met ‘mijnheer’ of ‘mevrouw’ –, maar wie hem beter kende, trof in hem een belangstellend, hartelijk en wezenlijk geïnteresseerd mens. Op de studiezaal van het Gelders Archief, waar hij regelmatig aan het werk was, toonde hij zich een bescheiden en stille harde werker voor wie men niet anders kon dan waardering te krijgen vanwege zijn bereidheid om kennis te delen, en ten behoeve van andere onderzoekers Gelderse archieven te helpen ontsluiten. Desgevraagd stond hij altijd klaar om collega’s en onderzoekers van advies te dienen. Zo stelde hij een van de auteurs dezes eens een van de index op de Bijdragen en Mededelingen Gelre afgeleide, geprinte Lijst van cultuur-ambachtelijke beroepen en personen ter hand. Deze had hij als distellaat van zijn eigen werk samengesteld, maar die niet in de beredeneerde index opgenomen. Sindsdien zijn deze index en die lijst talloze malen ter hand genomen om de weg in ‘zijn’ halve eeuw BM Gelre te kunnen vinden.
Na zijn pensionering leefde Drost in alle eenvoud en rust in zijn appartement aan de Arnhemse Riethorsterstraat, maar hij bleef geïnteresseerd in zijn oude werkveld. Zo nodigde hij een aantal jaar na zijn pensionering zijn opvolgers van het ‘Landdagenproject’ uit op de thee, benieuwd naar de voortgang én bereid om hen van advies te dienen als ze dat op prijs stelden. Het werd een gedenkwaardige middag. Want eenmaal de deur met het kenmerkende bordje ‘mr. J. Drost’ gepasseerd, traden ze binnen in zijn domein, waar hij leefde tussen de familiestukken, portretten en antieke meubelen. Met op de eerste verdieping een prachtige ‘bibliotheek’ met eeuwenoude perkamenten banden. Onder het genot van een eenvoudige kop zwarte thee – uiteraard in prachtig porselein geserveerd – ontspon zich een geanimeerd gesprek over van alles: de Landdagen, het archiefwezen, herinneringen aan vrienden en oud-collega’s, het geloof, de historische wetenschap… Bijzonder was het moment dat Jaap Drost de jongste van de twee onderzoekers verraste met exemplaar van het proefschrift van mej. dr. A.J. Maris over de geestelijke goederen in het kwartier van Nijmegen, nog gekregen van de auteur zelf die hij goed had gekend, en nu plechtig ‘doorgegeven’ aan de volgende generatie. Het behoeft geen betoog dat de onderzoekers uren later gesterkt en verrijkt weer buiten stonden, met een herinnering om voor altijd te koesteren.
Maar Jaap Drost zien en herinneren als een wereldvreemde kamergeleerde, een ‘heer’, ouderwets in kleding en omgangsvormen, wonend in een soort museum, geen televisie, geen internet – dat doet hem geen recht. Wel trok hij zich met de loop der jaren steeds meer terug, gedwongen door zijn verslechterende gezondheid. Maar in zijn woonomgeving was hij zolang hij kon actief. Hij zorgde dat het trappenhuis van de flat netjes was, sprak ‘lastige’ jongeren op straat effectief want authentiek op hun gedrag aan, vertelde op de basisschool in de buurt over ‘vroeger’, en wel zo dat de leerlingen om meer vroegen.
Volgens Jaap moest en mocht je dankbaar leven, met ‘courage’ om elke dag te doen wat nodig en mogelijk is. Ook zijn werk stond in dat teken. Je moest hem werkelijk aansporen om zich in acht te nemen. Want ‘het moet af’. Met de nadruk op ‘moet’. Tenslotte was die moed opgesleten. Maar reikte nog wel om vol vertrouwen en met open ogen te gaan.
Moge Jaap Drost zowel in de herinnering van degenen die hem hebben gekend, als ook in zijn werk op het gebied van de Gelderse geschiedenis, blijven voortleven. De in de aanhef genoemde liturgie citeerde Psalm 18, vers 31: ‘Gods weg is volmaakt; de rede des Heeren is doorlouterd; Hij is een schild (voor) allen, die op hem bouwen’. Dit woord zal een troost zijn geweest voor de zuivere mens die Jaap Drost was.
Maarten Gubbels, Johan Carel Bierens de Haan en Maarten van Driel
Literatuur:
J. Drost, Gelderse plakkatenlijst 1740-1815 (Zutphen 1982).
J. Drost, Beredeneerde index Bijdragen en Mededelingen Gelre, vervolg 1938-1987. Beredeneerde index op de ‘Bijdragen en Mededelingen’ van de Vereeniging ‘Gelre’, vervolg, XLI (1938) – LXXVIII (1987) (Arnhem 1992).
J. Drost, Gelderse Landdagsrecessen. Handelingen en resoluties van de Staten van Gelre en Zutphen, 7 delen, 1711-1780 (Arnhem 1997-2004).
P.W. van Wissing, ‘Een heer neemt afscheid. Mr. Jaap Drost verlaat het Gelders Archief met symposium over Landdagsrecessen’, Arnhem de Genoeglijkste 25 (2005) 61-64.