Jos de Weerd, Een hertog als hervormer? De religiepolitiek van Karel van Gelre (1467-1538) / Ein Herzog als Reformer? Die Religionspolitik Karls von Geldern (1467-1538), Vorträge zum Karl-Heinz-Tekath-Förderpreis 2023 (Geldern 2024). Prijs: € 4,-
Vorig jaar ontving Jos de Weerd de Karl-Heinz-Tekath-Förderpreis voor zijn prachtige proefschrift De Veluwe gereformeerd. Deze tweejaarlijkse prijs, in 2005 ingesteld ter herinnering aan de bekende Kleefse archivaris, is bedoeld als stimulans voor jonge wetenschappers die een bijzondere bijdrage hebben geleverd aan het onderzoek naar de geschiedenis of cultuur van de Niederrheinlande of een gerelateerd thema. Aan de prijs is, naast een mooi geldbedrag, de publicatie verbonden van de lezing die de gelauwerde uitsprak op de feestelijke dag.
Met het in druk verschijnen van zijn lezing in de bekende reeks geel-blauwe boekjes bevindt De Weerd zich nu officieel in het gezelschap van bekende historici als Jens Lieven en Matthias Böck. De publicatie is geheel tweetalig en bevat naast de bewerkte lezingtekst een inleiding en de laudatio van juryvoorzitter Jos Schatorjé.
Deze publicatie sluit aan bij een thema dat De Weerd al in zijn proefschrift verkende en verder uitwerkte in het jaarboek Virtus (2021): de kerk- en religiepolitiek van Karel van Gelre. Al is het woord ‘politiek’ hier misschien niet helemaal op zijn plaats, want De Weerd stelt het perspectief centraal van de Gelderse hertog als religieuze vernieuwer. Hij neemt daarbij afstand – of misschien beter: plaatst dit beeld naast – de traditionele nadruk op de politieke component van hertog Karels religiebeleid, die al in de 17e eeuw geconstateerd werd door Van Slichtenhorst en nog steeds na-echoot in het werk van historici als Willem Frijhoff en Jan Kuys. Ook de onmiskenbare invloed die uitging van de religiepolitiek van zijn Bourgondisch-Habsburgse tegenstrevers is in de ogen van De Weerd geen afdoende verklaring voor het beleid dat de Gelderse hertog voerde. Aan de hand van een aantal voorbeelden schetst hij Karel van Gelre als min of meer autonoom ‘religieus vernieuwer’, stimulator van de hernieuwing van de katholieke godsdienst in zijn hertogdom.
Deze voorbeelden bevinden zich niet alleen op het traditionele kerkhistorisch terrein (optreden tegen ketterij, cruciale parochies voorzien van bekwame geestelijken), noch beperkt De Weerd zich tot meer bekende elementen als het gebruik van de drukpers (het bekende Gelderse Antichrist-tractaat). Wie de publicaties van De Weerd een beetje volgt, weet dat hij zich graag laat inspireren door meer recente historiografische inzichten, bijvoorbeeld door de materiële cultuur uitdrukkelijk te betrekken in zijn analyse. In dit geval van de betrokkenheid van de hertog bij het vervaardigen van een altaarstuk voor het Arnhemse Agnietenklooster. Dit voorbeeld toont aan dat De Weerd interessante verbanden weet te leggen en regelmatig verassende zaken uit de archieven opdiept.
Op zichzelf is deze publicatie zeker de moeite waard voor eenieder die zich bezighoudt met de Gelderse laat-middeleeuwse religiegeschiedenis én voor belangstellenden in de regering van Karel van Gelre. Maar hij wordt des te waardevoller, wanneer je hem leest naast De Weerds andere recente publicaties. Over de thematiek is ongetwijfeld het laatste woord nog niet geschreven. Zoals vele thema’s uit de regeringsperiode van hertog Karel, verdient zijn religiepolitiek zeker meer onderzoek. Oók in de context van de ontwikkelingen in de Bourgondisch-Habsburgse Nederlanden, maar eveneens met de blik op het oosten gericht – Kleef, Gulik en andere Nederrijnse vorstendommen. Laten we hopen dat meer jonge historici zich richten op de laat-middeleeuwse Gelderse geschiedenis. In Jos de Weerd hebben ze alvast een uitstekend voorbeeld.
Maarten Gubbels